Wethouder Roelie Bosch (ChristenUnie) – Van eigen kracht naar samenkracht

In: Interview | Editie:

Tekst: | Fotografie:

Roelie Bosch vertelt, thuis aan tafel, graag over haar drijfveren. Vanwege corona zitten de wethouder en ik nu echter op verschillende plekken, ieder achter ons eigen beeldscherm. Het voelt anders, maar al na korte tijd ontstaat er een passievol gesprek over haar portefeuille jeugdzorg.

Roelie, je raakte verliefd op Almere?

‘Hoewel ik intussen al een eeuwigheid in Almere woon, voelt dat beslist niet zo. Ik heb de groeisprongen van de stad meegemaakt. Mijn man en ik waren pas getrouwd en werkten bij een christelijke organisatie. We moesten verhuizen en Almere was een mogelijkheid. We werden meteen verliefd op de groene ruimte. Maar ook op de vele initiatieven die in de stad plaatsvonden. We vonden een premie A-koopwoning en onze kinderen werden hier geboren. Twee zijn er inmiddels uitgevlogen, de jongste woont nog thuis.’

Tijdens het interview vraagt haar dochter, kijkend over de schouder van haar moeder: ‘Mag ik storen, één seconde maar, mam, wat gaan we zo eten?’ Een herkenbare situatie in deze tijden. De mix van thuiswerken en gezin.

Eén op de zes van onze jongeren heeft hulp nodig om verder te komen

Wethouder worden: is daar een loopbaan voor nodig?

‘In 2000 werd de ChristenUnie geboren. In die periode zat ik bij één van haar voorlopers, de RPF. Ik werd gevraagd voor een rol in het bestuur. Het was een tijd van democratische vernieuwing en dualisme deed zijn intrede. De scheiding van verantwoordelijkheid tussen raadsleden en de wethouders. Dat trok me enorm aan en ik werd raadslid. Dat heb ik uiteindelijk twaalf jaar gedaan. Altijd met interesse voor portefeuilles als onderwijs en zorg. Ik heb in die jaren een school voor bijzonder onderwijs helpen oprichten. In 2018 werd ik gevraagd om wethouder te worden.’

Almere kent veel meer jongeren dan andere steden…

‘Klopt. Waar het gemiddelde rond de vijf procent ligt, zitten wij hoger. Almere kent relatief weinig ouderen en veel eenoudergezinnen. Dat heeft zo zijn uitwerking op het aantal kinderen en jongeren voor wie jeugdzorg nodig is. Het is een fase waar onze jonge stad blijkbaar doorheen moet. Het kost tijd om als stad écht evenwichtig en veerkrachtig te worden. Gelukkig gaat het prima met de grote groep jongeren in onze stad, maar toch heeft één op de zes hulp nodig om verder te komen. Dat doen we samen met onze partners in de stad. En dat gaat van dagbesteding voor jongeren met een verstandelijke beperking – zoals de dierentuin Almere Jungle – tot programma’s als Meiden met Pit en die van Youth for Christ.’

Hoe is die ondersteuning?

‘Wij bieden kinderen en jongeren drie soorten ondersteuning. De zwaarste vorm is jeugdhulp met verblijf. Dat doen we samen met onder meer Vitree. Daar wonen kinderen die om meerdere redenen niet meer thuis kunnen blijven. Vaak gaat het om gezinnen met multi-problematiek. Bij zeventig tot tachtig procent van de aanvragen zijn de ouders en niet de kinderen de oorzaak van de problemen. Op de achtergrond spelen vaak diepe armoede, schulden en geestelijke gezondsheidsproblematiek. De tweede vorm is jeugdhulp zonder verblijf. Dan worden de kinderen thuis en op school begeleid. En de laatste vorm is de lichtste. Dat noemen we jongerenwerk, en dat gebeurt onder meer na school.’

Het is belangrijk voor jongeren om balans en rust te ervaren

Waar vind je de jongeren?

‘We richten ons op activiteiten die jongeren aanspreken. Met het oog op sport doen we dat middels buurtsportcoaches. Via Almere City FC lopen er diverse projecten met jongeren, en één daarvan is Playing for Success, opgezet door voormalig raadslid en sportleraar René Maertens. We werken ook samen met De Nieuwe Bibliotheek. Op plekken waar we hen meer zelfvertrouwen kunnen geven. Jonge mensen zijn nu eenmaal op zoek naar hun eigen identiteit en hun rol in de samenleving. Het is belangrijk om in die levensfase balans en rust te ervaren. Mijn eigen geloof helpt mij bij deze uitdagingen. In het Bijbelboek Prediker staat ‘Alles heeft zijn tijd nodig’. Er is tijd van werken, van rust, van vasten en van plezier. Die balans gun ik vooral ook jongeren.’

Nu we het over jouw drijfveer hebben: hoe zie je de toekomst van jeugdzorg?

‘Ik geloof honderd procent in de methode: ‘Een gezin. Een plan’. Het gezin zal het – met ondersteuning – met elkaar moeten oplossen. Pas dán is positieve verandering houdbaar. Ik noem dat ‘samenkracht’. Natuurlijk zijn er ook andere vormen van hulpaanbod nodig. Laatst zat ik bij een vergadering van de Jeugdraad van Fornhese, een instelling voor psychische zorg. Daar vertelden jongeren dat ze zelf cursussen over depressie aan leraren willen geven. Dat ze hun eigen ervaringen en kennis willen inzetten. Dát is wat je wilt.’

Aan het eind van ons gesprek zegt Roelie: ‘Ik hoop zó dat er straks geen kind meer uit huis hoeft vanwege de problemen van zijn of haar ouders.’