In het begin dacht Marie-Josée Röselaers: Waar ben ik hiér verzeild geraakt?

In: Coverstory, Interview | Editie:

Tekst: | Fotografie:

Gids, stadshistorica, kunst- en architectuurkenner: ze zal het zelf niet zo snel zeggen, maar Marie-Josée Röselaers is het allemaal. Praten mét haar gaat als vanzelf, praten óver haar valt niet mee. Ze buigt het gesprek steeds weer om naar Almere. Want Marie-Josée ís Almere. Hoe veroverde een polderstad het hart van een geboren en getogen Limburgse?

Wandelen is gezond. En los daarvan: je ziet ook veel méér dan vanachter de ruit van een auto of bus. Wie Almere wandelend wil verkennen, komt vroeg of laat terecht bij Marie-Josée Röselaers. Al vele jaren organiseert ze stadswandelingen langs Almere’s mooiste plekken en landschapskunstwerken, waarbij ze haar passie en kennis op haar publiek overbrengt. 

Jouw wieg stond in Limburg, jouw collegebank in Amsterdam. Toch woon je al meer dan je halve leven in Almere. Hoe zit dat?

Wij kwamen in 1983 naar Almere toen onze jongste – nog geen jaar oud – de stad uit moest omdat hij altijd verkouden was. Almere was toen de snelste optie. Mijn man werkte destijds bij het AMC, dus we konden heel snel een huurwoning krijgen. Het was crisis en de huizen in de Heerlenstraat kregen ze maar nauwelijks verkocht. Ik begreep aanvankelijk niet waar we in terecht waren gekomen. Ons huis keek uit op De Fantasie, die in die tijd gebouwd werd. Er gebeurden heel gekke dingen. Zo had je daar een abstract circus: die mensen hadden gewoon tijgers in huis. De kinderen hoorden gebrul en als er gebruld werd, moesten wij ‘naar tijgertje toe’. Af en toe heb ik wel even gedacht: ‘Waar ben ik nu helemaal verzeild geraakt?’ Ik realiseerde me niet wat Almere eigenlijk was. Dat zette mij aan het denken. Ik vroeg me af, hoe ontwerp je een stad?

Zo brachten we onze kinderen groot en algauw voelden we ons in het paradijs. We hadden een huis met een tuin waar we, voordat we de sleutel kregen, al graszoden legden zodat de kinderen er konden spelen. We hadden het gevoel dat we permanent op vakantie waren. De hete zomer van ‘83 vonden we fantastisch, vooral de kinderen. Rondom was het hier nog een bouwput en dat vonden de kinderen geweldig, overal zand en stenen. Mijn parketvloer was binnen een jaar gezandstraald… Nog steeds is Almere een feest voor kinderen, met al dat water en die strandjes overal. ’s Zomers zie je altijd kinderen met rubberbootjes over straat lopen, naar het water. Dat hebben we echt te danken aan Teun Koolhaas, de ontwerper van de stad. Zijn visie was dat er voldoende water moest zijn, dan zouden de mensen vanzelf komen.

Je weet ontzettend veel over de geschiedenis van Almere.

Ik hield vanaf het begin een archief bij, waarin ik alles over Almere bewaarde, dat ik interessant vond. Bij de VU kon je destijds architectuurgeschiedenis 19e en 20e eeuw studeren. Ik besloot dat te doen, naast mijn werk, de kinderen en de volkstuin. Ze waren hier het stadscentrum aan het bouwen en ik wilde snappen wat daar gebeurde. Zo kwam ik terecht bij museum De Paviljoens, dat er nu helaas niet meer is, maar waar ik heel lang de publieksdienst heb gedaan en van alles regelde. In diezelfde periode zocht architectuurcentrum Casla stadsgidsen. Ik besloot dat er gewoon bij te doen. En weet je, het werd alleen maar leuker en leuker! In 2013 moest De Paviljoens stoppen. Dat was echt een drama. Er werd zo ontzettend bezuinigd op cultuur. Alles moest naar de Kunstlinie, dat nu KAF is geworden. Maar daar doen ze amper nog iets met architectuur. Heel jammer, want onze stad is juist zo fascinerend op het gebied van stedenbouw en architectuur. In 2013 begon ik voor mezelf met architectuurinalmere.nl. Nou, dat had ik dus veel eerder moeten doen, want toen brak het los. Tot de pandemie toesloeg, stond mijn agenda helemaal vol. Het was wel even wennen, om niet te zeggen afkicken, toen ik mijn verhaal ineens niet meer kwijt kon. 

Laat die mensen met hun vooroordelen over Almere maar komen!

De Almeerse ‘prehistorie’ is één van jouw vakgebieden?

Helemaal in het begin van Almere had je de krant Almare. Die maakte Frits Huis, in opdracht van De Telegraaf, voor Amsterdammers die van plan waren naar Almere te gaan. In november ’76 kwamen de eerste honderd inwoners en die kregen die krant natuurlijk in hun brievenbus. Een jaar later maakte de Almare een overzicht met per maand alle gebeurtenissen in dat eerste levensjaar van de stad. In 2016 vond ik die krant in het Stadsarchief en ik vond dat we die opnieuw moesten uitgeven in het kader van 40 jaar Almere. Dat is ook gebeurd, in een oplage van 10.000 exemplaren, die overal in Almere Haven zijn bezorgd. Op huisadressen en scholen, maar vooral ook in verzorgingstehuizen. Daar wonen vandaag de dag immers veel van die eerste inwoners. Maar de krant kwam ook – en dat was een voorwaarde van mij – terecht op het bureau van elke gemeenteambtenaar. Die mensen wonen namelijk niet allemaal in Almere. Begrijp me goed, dat hoeft ook niet, maar je moet wél snappen waar je werkt. Je moet beseffen dat hier in het begin werkelijk niets was, dat je voor elke spijker letterlijk naar Amsterdam moest. Het was echt pionieren in die tijd en die pioniersgeest maakt wezenlijk deel uit van de geschiedenis van onze stad. 

Vanwaar die fascinatie voor de Almeerse geschiedenis? 

Iemand moet zo gek zijn, nietwaar? Maar serieus, deze stad ís toch ook fascinerend? Heel leuk vind ik dat ik veel contact heb met de bouwkundigen uit die tijd, met de mensen die Almere daadwerkelijk gebouwd hebben. Als ik iets wil weten, bel ik hen gewoon. Dan zeggen ze welke boeken ik moet lezen, maar daar neem ik uiteraard geen genoegen mee: kom op, vertel het zelf maar! Ik bedoel, je kunt bijna iedereen nog spreken die mee heeft gewerkt aan de opbouw van de stad. Dat kan toch nergens anders? Het is ook bijzonder dat de wethouders uit die tijd het lef hadden om het Stadscentrum écht groot aan te pakken. Over 25 of 50 jaar kun je hier nog steeds zeggen: het stadscentrum is moderne architectuur. Hoe knap is dat? Dat kun je ook met eigen ogen zien als je door De Fantasie of De Realiteit loopt: die zouden net gebouwd kunnen zijn. Zulke bouwprojecten vragen van wethouders en gemeenteraad, behalve een stevige portie lef, ook visie en continuïteit. De komende jaren verrijzen er hier nog veel meer van zulke bijzondere bouwprojecten. 

 Laat Eindhoven maar de digitale stad zijn, Almere moet een stad voor architectuur en kunstenaars worden

Waarom kan Almere dit wel, in tegenstelling tot veel andere steden?

Onze stedenbouwkundigen leggen zichzelf op dat het geen Bijlmer of Lelystad mag worden. Bovendien hadden we hier Teun Koolhaas, en Dirk Frieling. Vooral Teun had een heldere visie op wat er moest gebeuren met onze stad. Hij keek verder vooruit. In veel stadsdelen liet hij opzettelijk plekken open en dan zei hij: ´Dat komt wel, dat wordt later ingevuld.´ Je moet de stad niet meteen dichttimmeren en volbouwen. Een stad moet zich ontwikkelen, organisch groeien. Dat was de visie van Teun Koolhaas en aan hem hebben we het Almere te danken, zoals het nu is. Zonder Teun was er een heel andere stad geweest en daarom wilde ik de foto’s bij dit verhaal ook in zijn atelier maken. In 1972 is het Projectbureau Almere opgericht, waarna er drie jaar lang alleen maar is nagedacht over de stad die moest komen. Ze keken ver over de grenzen, naar Engeland, naar Spanje, met net afgestudeerde stedenbouwkundigen, architecten en landschapsarchitecten. Allemaal jonge mensen die jarenlang hebben gediscussieerd. 

Terug naar jouw werk: een stadswandeling door Almere staat niet in de Top-10 van uitjes in Nederland. Toch heb jij het druk zat. Welke mensen zie je ’t meest?

Soms zijn het mensen die hier komen wonen en die het verhaal van Almere willen vertellen aan hun familie. Uit die hoek horen ze helaas maar al te vaak: ´Wat heb je dáár nou te zoeken?´ Nederlanders zijn ramptoeristen. Ooit kopte de Volkskrant: ‘Almere, de lelijkste stad van Nederland’. Nou, ik heb nog nooit zoveel rondleidingen gehad, ik vond het fantastisch! Iedereen wilde onze stad zien. En het mooiste: achteraf was iedereen verbaasd dat Almere eigenlijk hartstikke mooi is. Laat die mensen met hun vooroordelen maar komen! Verder leid ik graag middelbare scholieren rond. Jongeren kijken de winkel in, niet omhoog. Daardoor kan ik ze met de architectuur veel nieuws laten zien en daar krijg ik heel leuke reacties op. Uiteraard komen er ook veel buitenlandse architectuurliefhebbers. Die gaan naar Rotterdam, naar Amsterdam en dan naar Almere. 

Je moet beseffen dat hier in het begin niets was, dat je voor elke spijker naar Amsterdam moest

Vijftien jaar lang liet je mensen kennis maken met landschapskunstwerken in jouw Land Art Tours. Wat kun je daarover vertellen?

Almere heeft twee landschapskunstwerken: De Groene Kathedraal van Marinus Boezem en Polderland Garden of Love and Fire van Daniel Libeskind (die later voor het One World Trade Center in New York tekende, red.). Voor de Floriade komt daar een derde bij. De traditie van Flevolandse landschapskunst begon in de jaren zeventig, toen het Observatorium van Robert Morris uit de duinen van Velzen weg moest. Landschapskunst heeft ruimte nodig en zo kwam het in Flevoland terecht. Inmiddels telt Flevoland tien landschapskunstwerken van grote namen, waaronder Richard Serra, die tot de Top-5 van de wereld behoort. Het komende, nieuwe Kunstmuseum in Almere krijgt deze Land Art onder zijn hoede. 

Wat beweegt jou verder aan de actuele ontwikkelingen in Almere?

Het baart mij zorgen dat de sociale huur in het verdomhoekje komt. We hebben daar door de jaren heen altijd veel van gebouwd, met drie woningcorporaties die mooie dingen deden. Maar de laatste tijd worden oude huurwoningen verkocht en zet men op die plekken nieuwe dingen neer, waar maar heel weinig sociale huur voor terug komt. Dat vind ik ernstig; jonge mensen hebben steeds meer moeite een betaalbare woning te vinden. We zijn hier toch zo goed in het uitschrijven van prijsvragen? Nou, kom maar op met ideeën voor goedkope huurwoningen, zonder aan kwaliteit in te boeten. Je moet jongelui binnen zien te houden en gelukkig groeit Almere met Windesheim langzaam maar zeker uit tot studentenstad.

Momenteel zet ik me in voor kunst in de openbare ruimte. Die is kwetsbaar en verdient onze aandacht. Inmiddels zijn er zo’n vijftig kunstambassadeurs in de stad, terwijl we meer dan 150 kunstwerken hebben: we kunnen er dus nog wel een paar van die ambassadeurs gebruiken. Dat zijn inwoners van de stad die een kunstwerk adopteren. Ze weten alles over het kunstwerk en de kunstenaar. Verder vind ik dat Almere nóg meer met kunst moet doen. Lege winkelpanden ter beschikking stellen aan kunstenaars bijvoorbeeld. En dat gebeurt inmiddels ook. Laat maar zien wat voor moois men hier maakt. Laat Eindhoven maar de digitale stad zijn, Almere moet een stad voor architectuur en kunstenaars worden. Gelukkig zie ik de laatste tijd, onder meer in Oosterwold, steeds meer kunstenaars naar Almere komen. Het Cultuurfonds Almere ondersteunt onze creatieve makers en wethouder Hilde van Garderen speelt daar een geweldige rol in. Dat gaat echt de goede kant op. 

Tenslotte: geef jonge Almeerders meer ruimte, meer kansen. Te vaak zie ik dat mensen van buiten de stad belangrijke functies op cultureel gebied krijgen. Kom op, Almere heeft meer dan 200.000 inwoners! Kijk eerst naar de kwaliteiten die we al in huis hebben. En zoek onder mensen die weten hoe fijn het voelt om Almeerder te zijn.

Marie-Josée Röselaers

Geboren in Beek (L.) en getogen in Hoensbroek
Studie Vertaalkunde Engels / Frans UvA

1983
Verhuisd naar Almere
Eindredactie bij Uitgeverij Bugamor
Publieksdienst Museum De Paviljoens
Publieksdienst Land Art Flevoland
Architectuurinalmere.nl

2015
Plattegrond & website ‘Parken in Almere’ voor Vereniging Buitenstad

2016
Herdruk De Almare 1976 / 1977 Plattegrond Historische wandeling in Almere Haven

2017
Boek ‘Beelden in Almere’ over kunst in de openbare ruimte 

2019
Gouden K (onderscheiding Kunstweek)

2019
Oprichting kunstambassadeurs.nl