De nieuwe zorg verrukkelijk of onbarmhartig?

In: Overig | Editie:

Tekst:

Dé zorg is ónze zorg, schreven we in het vorige nummer van Lifestyle Almere. We moeten beter voor onszelf zorgen, meer zelf organiseren en verder vooruit kijken. En hebben we ondersteuning nodig, dan moeten we vaker een beroep doen op familie, vrienden en buren. De een ziet daarin een verrukkelijke terugkeer naar de burgerzin van weleer, de ander vindt het een onbarmhartige ontmanteling van de zorgstaat.

Of het verrukkelijk is of onbarmhartig, wie verstandig is, neemt zoveel mogelijk zélf verantwoordelijkheid voor leven en toekomst. Maar… als je dat nu niet kunt? Omdat je bijvoorbeeld beperkingen hebt. Welnu, dan ben je niet aan je lot overgeleverd. De overheid neemt haar zorgtaak nog steeds heel serieus. Alleen is het nu niet langer een rijksoverheid met een aantal geïnstitutionaliseerde uitvoeringsorganen, maar een gemeentelijke overheid met lokale partners op wie wij een beroep kunnen doen. Dat is alvast een hele vooruitgang. Toch? Dat vinden de wethouders Froukje de Jonge en René Peeters in elk geval wél. In Tante Truus ruimen ze een uur van hun volle agenda’s in voor een gesprek met Lifestyle Almere. Hun geloof en vertrouwen in het nieuwe systeem is inspirerend. En hun vertrouwen wordt onderschreven door de eerste bevindingen: het gaat goed. Maar tegelijk is het voorbarig om nu al die conclusie te trekken. Want je zult zien dat er een week na verschijning van dit nummer een incident plaatsvindt, of iemand dient een klacht in…

Tijd om te leren

De wethouders moeten daadkrachtig gestalte geven aan de nieuwe zorg, en tegelijk op eieren lopen. Want er mag eigenlijk niets mis gaan. Alles wat met de zorg te maken heeft, ligt immers gevoelig. Zelfs de term ligt gevoelig. Het gaat immers om mensen, dus is geen kwestie te onbelangrijk om serieus te nemen. Die maatschappelijke prikkelbaarheid vormt een reële bedreiging. Ze ervaren het als een risico, dat de mensen vooral gaan reageren op incidenten en fouten. De media zetten daar graag de spotlights op. Zo ontstaat meer oog voor wat er mis gaat, dan voor dingen die beter gaan dan vroeger. Zeker, het is belangrijk de dingen goed te doen, maar fouten helemaal voorkomen kan niet. Ze roepen op niet te snel te oordelen over de nieuwe aanpak en over hoe de dingen nu gaan, nog voordat ze echt goed beproefd zijn. Of zelfs maar uitgevonden. De mensen in het veld krijgen dan niet eens de gelegenheid om te leren van hun fouten en zich te verbeteren. Wat er weer toe kan leiden, dat men risicomijdend te werk gaat. Want dan komt een betere zorg zéker niet van de grond.

Best een heftig klusje…

De hele operatie gaat waarschijnlijk sneller dan de doorsnee burger kan bijbenen. In het algemeen is die toch al niet bijster gebrand op verandering, zodra aanspraak op rechten aan de orde komt. Al meer dan vier jaar zijn ambtenaren bezig de transitie en transformatie op te zetten. Maar die lange voorbereiding ging aan de massa grotendeels voorbij. En het is feitelijk een dubbele reorganisatie. De transitie betreft de overheveling van taken en verantwoordelijkheden van rijk en uitvoeringsinstanties naar gemeente en lokale partners. De transformatie behelst het (soms) totaal anders inrichten van de zorg. Het is alsof je in een bedrijf het productassortiment compleet verandert én tegelijk het hele personeelsbestand vernieuwt. Best een heftig klusje… En dan ook nog met een kleiner budget. Succes ermee. De twee bestuurders zijn ondubbelzinnig in hun bewondering voor het lastige voorwerk, dat onder wethouder Smidt in de vorige collegeperiode werd verricht. Daar werden de nieuwe contouren van de zorg al geschetst, nog vóór de rijksoverheid duidelijkheid had gegeven over de vorm.

De omvang van de zorgtaak is enorm: achter twee van elke drie Almeerse voordeuren schuilt een zorgvraag…

De hamvraag: hoeveel?

Het was de vraag die iedereen stelde: hoeveel? Hoeveel cliënten, hoeveel geld, hoeveel aanvragen, hoeveel dit, hoeveel dat? Niemand wist het complete antwoord. Er werd ook flink over gemopperd in de markt en in de media. Bijvoorbeeld: hoe kan de gemeente verantwoordelijkheid nemen voor de jeugdzorg, als ze niet eens weet om hoeveel cliënten het gaat? Een terechte vraag, maar ook een begrijpelijk ’verzuim’. Die vorm van zorg was immers regionaal ingericht, niet per gemeente. En er was geen sprake van een centrale administratie, waarin alle betrokken partijen registreerden wie, wat en hoeveel. Eigenlijk was maar één grootheid glashelder: minder budget. Gemeenten en hun partners moesten de zorg in stand houden, tegelijk verbeteren, maar dan met ongeveer 25% minder geld. Om op alles voorbereid te zijn, werd in de begroting van 2015 circa € 5,7 miljoen incidenteel budget gereserveerd om de opstart goed te laten verlopen. Deze middelen worden nu onder meer ingezet voor het inrichten van de wijkteams, herindicering van cliënten, aanpassingen van ICT-voorzieningen en extra capaciteit in het klantencontactcentrum.

Potentie wordt zichtbaar

Het is een flink bedrag, maar het gaat dan ook om een spectaculaire uitdaging, alleen al vanwege de omvang. De collectieve zorgtaak in Almere is immens: achter twee van elke drie Almeerse voordeuren schuilt een zorgvraag. Daar zijn we als stad overigens niet uitzonderlijk in. Wij denken bij zorgvraag al snel aan complexe medische en sociale problemen, maar het kan ook om een jongere met dyslexie gaan. Da’s minder ingewikkeld, maar daarom niet minder belangrijk. Want als het tot moeilijkheden op school leidt, ontstaan in de toekomst wellicht veel grotere problemen. Hier wordt de potentie van het nieuwe systeem zichtbaar, betogen de wethouders. Anders dan een verre rijksoverheid en bureaucratische uitvoeringsinstanties, is een lokale – en dus meest nabije – overheid veel beter in staat om zicht te krijgen op het geheel van problemen achter die ene voordeur. En dat maakt een integrale aanpak mogelijk.

Doelmatiger ingrijpen

Bijvoorbeeld: een jongere misdraagt zich op school. Uitval dreigt. Het wijkteam wordt ingeseind, en men gaat op huisbezoek. Het gezin toont zich ontvankelijk. Maar de vader zit zonder werk, er is een huurachterstand, een grootouder is dementerend en vraagt teveel zorg, terwijl de moeder het allemaal niet meer aankan en in de drank vlucht. Wethouders Peeters en de Jonge benadrukken dat zo’n casus helemaal niet denkbeeldig is, en dat er talloze varianten zijn. Vroeger gingen verschillende instanties zich naast elkaar bemoeien met verschillende aspecten, nu is er één multidisciplinair team dat zaken met elkaar in verband kan brengen en daardoor – waarschijnlijk – veel doelmatiger in kan grijpen. Als het nodig is, wordt een derde wethouder – Henk Mulder met wonen in zijn portefeuille – erbij betrokken. Dichtbij en integraal: dat moet de oplossing zijn.

Tot nog toe weinig klachten

Het is te vroeg om conclusies te trekken. We zijn immers pas een half jaar op weg in een overgangsjaar. Wat ook weer raar is, want cliënten hebben continuïteit van zorg nodig. De wethouders hebben permanent de vinger aan de pols. Ze praten maandelijks met samenwerkingspartners, en rapporteren openhartig aan de gemeenteraad. Lees maar terug op RIS, het alwetende Raads Informatie Systeem op de gemeentelijke website. De wethouders tonen zich tevreden, maar onderkennen de tekortkomingen. De raadsleden gaan er geduldig in mee. Vooralsnog terecht, want er komen weinig klachten binnen en de inwoners weten de weg redelijk te vinden. De wijkteams worden goed gevonden. De conclusie dat de benodigde zorgcontinuïteit is bereikt, wordt door iedereen gedeeld. Bij de gemeente wél in elk geval.

Een incident, maar toch…

In de stad – daar waar de zorg wordt afgenomen – klinken andere signalen. De zestien wijkteams worden inderdaad goed gevonden, maar daar weten ze zelf nog niet zo goed de weg in het nieuwe stelsel. Voor welke vorm van zorg komt die hulpbehoevende ouder nu precies in aanmerking? Waar gaat die gehaald worden, en wie gaat het betalen? Er is onduidelijkheid over. Dan zit een mantelzorger maar zó een paar uur te onderhandelen bij een wijkteam. Dit is een incident, maar toch. En het blijkt dat ook zorgaanbieders soms nog naarstig zoeken naar de beste oplossing. Zij moeten ’t met minder doen, maar staan in direct contact met de cliënt, en het ligt in hun aard om hoe dan ook hulp te bieden. Dat doen ze. En daar nemen ze dus een flink risico mee. Meer daarover in het artikel over de zorgaanbieders in de volgende LA-editie.

In Almere komt ’t wel goed

We zijn er nog lang niet, beseffen de wethouders. Ze constateren een onderdiagnose in de jeugdproblematiek: men werkt er hard aan. De (landelijke) PGB-sores gaat al evenmin aan Almeerders voorbij. De gemeente schoot er een stuk of dertig voor. En er bleken 140 mensen in afwachting te zijn van een sociale werkplek. Die moeten naar een ‘gewone’ werkgever. Met elk van hen wordt individueel een oplossing gezocht. Maar eenvoudig is het allemaal niet, en snel zal het ook niet kunnen. Toch zijn de uitgangspunten in Almere wellicht gunstiger dan elders in het land. Het maatschappelijk middenveld is in onze stad overzichtelijk, relatief jong en daardoor trouw aan haar idealen. Dat brengt de passie en betrokkenheid mee, waarin deze twee wethouders zich gespiegeld zien. Ze zijn ervan overtuigd dat deze succesvolle partnerschappen de kritische succesfactor zijn in de transitie. Het sterkt hen in de overtuiging dat het in Almere goed komt. Sterker nog: steeds beter wordt. De bestuurders voelen hun verantwoordelijkheid, maar beseffen ook dat de gemeente onmogelijk voor alle burgers kan zorgen. Uitgangspunt is de gedachte dat de Nederlanders voor zichzelf en meer voor elkaar moeten zorgen. Maar hoe laat je zoveel mogelijk over aan het individu, zonder je publieke taak te verwaarlozen? En hoe zorg je dat je beperkte zorgbudget op de goede plek terecht komt? Het pleit voor onze gemeente – die van de ‘maakbare stad’ Almere – dat ze scherp ziet dat ze dit keer niet moet proberen het zelf allemaal te bedenken. Het overgangsjaar 2015 staat in het teken van zorgcontinuïteit en het opbouwen van partnerschappen. Met burgers, maatschappelijke instellingen en zorgaanbieders. In de volgende editie lees je alles over hun kijk op de ontwikkelingen.