Tussen liefde en hoop

In: Reportage | Editie:

Tekst: | Fotografie:

Heimwee is verlangen naar thuis. Maar om dat gevoel te ervaren, moet je wel een thuis hébben. In het dierenasiel Almere zitten tientallen dieren die zoiets node missen, maar ‘t ontzettend verdienen. We brengen een dag bij hen door, en spreken een paar van de mensen die hun best doen om deze dieren tóch een beetje een thuisgevoel te geven. 

Het gepiep en gekners van het stalen hek
galmt door de gang van het langwerpige gebouw. Ik trek aan de tuinslang om wat meer bewegings­vrijheid te krijgen en betreed de vijfde, identieke ruimte. Hij is ongeveer anderhalf bij twee meter, de achterwand is van beton met een valluik waarachter de bewoner is verdwenen. De zijwanden zijn van dik gaas en de voorkant is een stevig traliewerk dat zicht biedt op de gang. Op het eerste gezicht doet het denken aan een Zuid-Amerikaanse gevangenis. Zo eentje waar Joran van der Sloot zijn zonden zit te overdenken. Maar de bewoners van dit complex zijn geen moordenaars of drugscriminelen. Het zijn volkomen onschuldige honden die de pech hebben dat er niemand is om hun een eigen thuis te bieden. En de mensen die hier werken zijn geen gemene, corrupte cipiers, maar bevlogen dierenliefhebbers. Het zijn mensen met zoveel liefde
en hart voor dieren, dat ze belangeloos de tijd die anderen in de kroeg, op de tennisbaan of thuis op de bank doorbrengen, gebruiken om het leven van deze dieren zo aangenaam mogelijk te maken. 

Voor mij een enorme drol…

Vandaag ben ik voor één dag eentje van hen. Hoewel ik pas een half uur en vijf kennels onderweg ben, heb ik al diep respect voor de vrijwilligers van dierenasiel Almere dat – hoe ironisch – op een steenworp afstand ligt van de Penitentiaire Inrichting Almere Binnen. Vrijwilliger Garrelt Westman die mij op weg helpt, heeft de mand op de gang gezet en de dekens op de hoop vuile was gegooid. Wat voor mij overblijft is een grote, donkergele plas in de hoek en, pontificaal midden in de kennel, een enorme drol. Terwijl ik de sproeikop van de slang opendraai, kijk ik er met hoop en vrees naar. Is de straal sterk genoeg om deze hoop de goot in te spoelen? Met twee katten thuis ben ik wel wat gewend, maar dit met de hand opruimen is geen aanlokkelijk vooruitzicht. 

Gelukkig valt het mee. Na een paar minuten is de betonnen vloer schoon, op een laagje water na. Garrelt haalt me met zijn schrobber en fles desinfecterend reinigingsmiddel snel in. Ik hoef het straks met de trekker alleen nog droog te maken voordat de manden, de schone dekens en de asielhonden er weer in mogen. 

Niet knuffelen, maar keihard werken

Een uur later, terwijl de verzorgers de honden voor het eten uit de speelvelden terughalen, sta ik met Garrelt in het verblijf voor de pensionkatten. ‘Dit zijn geen asieldieren, maar katten waarvan de baasjes op vakantie zijn. Die verzorgen wij hier met al onze expertise ook. Het geld dat daarmee binnenkomt, gebruiken wij om de asieldieren te verzorgen.’ Het kattenverblijf is een grote, ruime kamer vol speeltoestellen en voerbakjes. Vanuit allerlei hoeken en gaten kijken katjes ons aan. Sommige angstig, andere nieuwsgierig. Weer andere zitten duidelijk verlegen om een beetje aandacht. Ze wrijven spinnend langs mijn enkels en in no time ben ik om. Terwijl Garrelt de kattenbakken naar de verschoningsruimte sjouwt, zit ik op mijn hurken, omringd door katten, achter oortjes en onder kinnetjes te kroelen. Garrelt wijst me quasiboos terecht: ‘Kijk, die vergissing maken dus veel mensen die hier als vrijwilliger aan de slag willen. Ze denken de hele dag dieren te gaan knuffelen, maar het is gewoon keihard werken.’ Ik begrijp de hint en begin de kattenbakken te legen, zodat Garrelt de voerbakjes kan verzamelen. De katten gaan allemaal de aansluitende buitenren in, zodat wij de binnenruimte kunnen schoonmaken. 

Over het hek gegooid

Zo’n 250 honden, 150 knaagdieren en maar liefst 400 katten. Het is bijna niet te bevatten, maar dat zijn ruwweg de aantallen dieren die jaarlijks binnenkomen door de poort van het dierenasiel van Almere. Waar komen al die beestjes vandaan? ‘Dat is heel verschillend,’ legt Garrelt uit. ‘Vaak zijn het zwerfdieren die ergens zijn aangetroffen, maar het gebeurt ook vaak dat mensen hun huisdier afstaan. Dat klinkt rottig, maar voordat je al die mensen over één kam scheert: soms zijn daar ook heel begrijpelijke redenen voor. Maar regelmatig hebben we twijfels over de werkelijke motivatie. Het is wel heel toevallig dat er tegen het begin van elke zomervakantie zoveel mensen ineens allergisch worden… We vragen wel altijd naar de reden, maar geloofwaardig of niet, we sturen ze sowieso niet met het dier weer weg. Want als we dat doen, komt het dier hier later wel weer als zwerver aanlopen of wordt het over het hek gegooid.’

Het is wel heel toevallig dat er elk jaar aan het begin van de zomervakantie zoveel mensen ineens allergisch worden

We kopen ons suf aan brandstof

Garrelt verschoont niet alleen hokken, hij coördineert ook de vrijwilligers en bemoeit zich met de inkoop. En daar is hij heel creatief mee. Dat blijkt wanneer hij de opslag laat zien waar pallets vol zakken bruine korrels liggen opgetast. ‘Kattenbakvulling,’ zegt hij. ‘Daarvan gaat er jaarlijks vijftien ton doorheen hier. Maar precies dít spul wordt ook verkocht als brandstof voor houtkachels, en dan is het veertig procent goedkoper. Je snapt het al. Sinds we dat weten, kopen we ons suf aan brandstof.’ De gemeente is verantwoordelijk voor de opvang van zwerfdieren, en vergoedt daarom de eerste kosten van zo’n dier: enten bijvoorbeeld, en chippen, medische controle en de eerste twee weken verblijf. Maar daarna is het aan het asiel om de eindjes aan elkaar te breien. Garrelt: ‘Soms doneren bedrijven wat. Zo krijgen we van groothandels wel eens zakken voer die onverkoopbaar zijn, omdat ze tegen de uiterste houdbaarheidsdatum aan zitten of gescheurd zijn. Verder verhuren we een deel van ons pand aan een dierenartsenpraktijk, hebben we een kringloopwinkel, zamelen we oude kleding en papier in en houden we af en toe een open dag in combinatie met een rommelmarkt.’

 

Angel

De Amerikaanse bulldog Angel heeft de twijfelachtige eer de langst zittende bewoner van dierenasiel Almere te zijn. Mede daardoor heeft ze een speciale plek in Marleens hart veroverd: ‘Toen ze hier in 2012 werd gebracht, was ze totaal onhandelbaar. Alles wat bewoog, viel ze aan. Dat maakte haar per definitie onplaatsbaar. Wij hebben geen inslaapbeleid, maar aan de andere kant wil je ook geen Telegraaf-koppen over een hond die wij hebben herplaatst. Dus ben ik met haar aan de slag gegaan. Met een vanglijn om haar hals heb ik haar uit de kennel gehaald en ben ik met haar gaan lopen, keer op keer, steeds iets meer. Zodra ze iets zag bewegen waar ze agressief van werd, liet ik haar duidelijk merken dat ik de baas was. Want dat is precies hoe dit dier zo geworden is: ze heeft nooit ‘nee’ gekregen en probeert te domineren, een alfa-vrouwtje. Het is nog steeds een dier dat niet in een gezin met kinderen en katten hoort, maar voor de juiste, ervaren eigenaar kan het een lieve hond worden, en zo hebben we haar plaatsingskansen aanzienlijk vergroot.’

 

Je moet je emotie soms uitzetten en ervoor gáán; je krijgt er vaak veel moois voor terug

Vertrouwen levert vertrouwen op

Na de pauze praat ik even met Marleen van Andel. Zij kwam in 2008 als stagiaire in dit asiel terecht voor haar opleiding diermanagement aan het Groenhorst College, en is nu als professioneel dierenverzorger één van de zes vaste krachten. Haar motivatie is in al zijn eenvoud dezelfde als die van Garrelt: ‘Ik ben gek op dieren.’ Duidelijk. Maar is het dan niet moeilijk om het onvermijdelijke dierenleed te verwerken? ‘Je maakt hier inderdaad wel eens erge verhalen mee. Maar zo leer je ook een muurtje om jezelf heen te bouwen. Je moet je emotie dan uitzetten en ervoor gaan. Daar krijg je ook veel moois voor terug.’ Voorbeelden heeft Marleen te over, en wanneer ze me rondleidt door de ruimtes voor asielkatten, ervaar ik er eentje aan den lijve. Vanuit een krabpaal kijkt een rood-witte kater ons argwanend aan. ‘Dit is Beer,’ stelt Marleen de kater aan mij voor. ‘Zijn ex-baasje kan er niks aan doen, dat hij hier zit. Beer wilde met niemand iets te maken hebben, dan alleen met hem. Toen zijn baasje naar een verzorgingstehuis moest waar huisdieren niet welkom waren, kon de familie niets met Beer beginnen. Zo kwam hij hier terecht, en hij is nog steeds onplaatsbaar. Ik heb veel tijd met hem doorgebracht. Ik drong mezelf niet op, liet het initiatief aan hem. Na verloop van tijd kwamen we nader tot elkaar. Geef je een dier vertrouwen, dan krijg je uiteindelijk vertrouwen terug.’ 

Inderdaad, Beer komt me niet meteen kopjes geven en blaast zelfs even vervaarlijk. Maar wanneer ik mijn hand naar hem uitsteek en geduldig wacht, kruipt hij uit zijn schulp en laat hij zich ook door mij aaien. 

En zachtjes dommel ik weg

Wanneer ik die avond, doodmoe van een zware, maar bevredigende dag werken, in mijn bed lig, hoor ik pootjes op de slaapkamervloer trippelen. Mijn kater Maus springt op bed en ploft luid spinnend tegen mijn buik aan, zijn favoriete slaapplek. Zijn broer Mozes volgt, nestelt zich op mijn kussen en vormt een soort bontmuts rond mijn hoofd; zijn favoriete slaapplek. Terwijl ik door het tevreden gespin zachtjes wegdommel, denk ik aan al die lieve dieren die ik vandaag ontmoette. Ik hoop dat ze er gauw net zo bij liggen als mijn onafscheidelijke tweetal. 

 

Help mee

Je kunt het asiel op allerlei manieren helpen. Zo kun je voor een jaarlijks bedrag lid worden. Donaties zijn natuurlijk ook altijd welkom. Maar ook op andere manieren kun je je steentje bijdragen. Breng bijvoorbeeld je oude kleding en papier naar de inzamelcontainers. Ook heeft het asiel altijd zaken nodig als speeltoestellen, reismandjes, dekens en dekbedden.