Hoogbegaafde jongeren verdienen speciale aandacht

In: Onderwijs | Editie:

Tekst: | Fotografie:

Hoogbegaafde jongeren hebben het lang niet altijd makkelijk. Hun schoolprestaties lopen opvallend vaak achter bij de verwachtingen van hun ouders en docenten. Zij denken soms dat het kind lui is en zich niet wil inzetten. De waarheid ligt ietwat genuanceerder, volgens Anneke Craanen. Zij is eigenaar van Startpunt Begaafd, een praktijk voor coaching en advies aan hoogbegaafde jongeren.

Ze is moeder van twee hoogbegaafde kinderen, en dus weet Anneke Craanen er alles van. Hoogbegaafdheid is een talent, maar kan soms ook tot (grote) problemen leiden. Uit pure belangstelling – ‘Voor mijn eigen kinderen wilde ik deskundige worden op dit gebied’ – ging ze op zoek naar kennis over hoogbegaafdheid. Ze volgde de Post-initiële opleiding ECHA-Specialist Hoogbegaafdheid aan het CBO van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Sinds 2014 begeleidt ze jongeren in haar eigen praktijk in Almere en werkt ze nauw samen met Trinitas Gymnasium. 

Ze maken zich grote zorgen

Haar achtergrond als leidinggevend verpleegkundige en later programmamanager bij de Nederlandse Hartstichting, plus haar doctoraalstudie Gezondheidswetenschappen, beschouwt zij als een voordeel. Craanen: ‘Ik heb veel ervaring opgedaan in het coachen en begeleiden. En dankzij mijn twee hoogbegaafde dochters ben ik nu niet alleen inhouds-, maar ook ervaringsdeskundige. Ik weet hoe machteloos ouders van een hoogbegaafd kind zich soms voelen. Ouders maken zich vaak grote zorgen om de ontwikkeling van hun kind. En terecht.’ 

Het valt niet mee

Sinds augustus 2014 moeten alle scholen Passend Onderwijs bieden. Zij zijn verplicht alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, een goede onderwijsplek te bieden. Ook aan hoogbegaafden dus. Maar dit valt in de praktijk niet mee, zegt Craanen. ‘Er is sprake van relatief nieuwe kennis: de inzichten over hoogbegaafdheid namen de laatste decennia een hoge vlucht. Bovendien moeten scholen in weinig tijd en met beperkte middelen veel voor elkaar zien te krijgen. Intensieve individuele begeleiding zit er op school niet in’. 

Méér dan intelligentie

In de volksmond heet iemand hoogbegaafd als hij of zij een IQ heeft van 130 of hoger. Onder wetenschappers is hoogbegaafdheid meer dan intelligentie; naast een bovengemiddelde intelligentie beschikken hoogbegaafde leerlingen over een bovengemiddeld creërend denkvermogen en een bovengemiddelde taakgerichtheid (gedrevenheid). Dit is de aanleg om tot excellente prestaties te komen. Craanen: ‘Vakgenoten spreken liever over kinderen met een hoog ontwikkelingspotentieel. Een etiket kan nadelig uitpakken. De term hoogbegaafd kan een enorme druk op iemands schouders leggen. Tegen de jongeren zelf zeg ik daarom altijd, dat ik met ‘slimme kinderen’ werk. Dat klinkt veel leuker. ’ 

Een andere benadering

Een hoogbegaafde staat ook anders in het leven, legt Craanen uit. ‘De complexe manier van denken, de grote fantasie, de sterke emotionele en zintuiglijke gevoeligheid maken dat hoogbegaafden de wereld anders ervaren en beleven. Dit vraagt soms om een andere manier van opleiden en opvoeden. Als de omgeving de jongere niet begrijpt en andersom ook niet, kunnen problemen ontstaan.’ Het is niet vanzelfsprekend dat begaafdheid zich uit in excellente prestaties op school, of op één of meerdere gebieden, stelt Craanen. ‘Daar is een stimulerende leeromgeving voor nodig. Met onderwijsgevenden die rijk onderwijs geven, dat aansluit bij de specifieke onderwijsbehoeften van deze leerlingen.’

Onvoldoende uitdaging

Veel hoogbegaafden hebben nooit geleerd hóe ze moeten leren. Op de basisschool beheersten ze de stof vaak al na één keer doorlezen. Sommigen zijn op school onvoldoende uitgedaagd, waardoor ze vergaten dat kennis opdoen interessant kan zijn. Craanen: ‘Ouders vertellen me regelmatig: ’Op de basisschool ging het goed, maar nu haalt hij onverwacht lage cijfers. Hij wil zich niet inzetten voor school en vindt niks leuk.’ Ouders snappen het niet, en de jongere raakt in verwarring. Hij was toch zo slim, waarom lukt het niet meer om goede cijfers te halen?’ 

Met kleuren en plaatjes

Veel hoogbegaafden zijn beelddenkers. ‘En omdat ons schoolsysteem vooral talig is opgezet, hebben beelddenkers het vaak lastig,’ zegt Craanen. ‘Ik leer hen andere manieren om de lesstof tot zich te nemen. Bijvoorbeeld door met kleuren en plaatjes te werken, en zoveel mogelijk zintuigen te betrekken bij het leerproces. Zo zijn er strategieën om gemakkelijker woorden te leren en begrijpend te lezen. Voor beelddenkers is het ook van belang om een mindmap te maken bij het beter onthouden van grote lappen tekst. En uiteraard is het gebruik van internet niet meer weg te denken.’

Moe en zelfs uitgeput

Door hun verhoogde emotionele en zintuiglijke indrukken kunnen veel begaafde leerlingen moe en zelfs uitgeput raken van school. Daardoor kunnen ze zich moeilijk op het echte schoolwerk concentreren. Ook hierbij kan Craanen een handje helpen, en een stevige steun in de rug zijn. ‘Ik leer hen extra gevoeligheid herkennen en ook hoe ze zichzelf beter kunnen wapenen tegen te veel prikkels, die uiteindelijk sterk in hun nadeel werken. Daardoor leren ze zichzelf beter kennen –  langzaam maar zeker – worden ze weerbaarder en maken ze van een zwak punt een kracht.’ 

Het gaat vaak in kleine stapjes

In gesprek met de jongere, de school en de ouders gaat Craanen op zoek naar de oorzaken van problemen. Aan de hand daarvan wordt een plan van aanpak opgesteld. Een soepele samenwerking met ouders en scholen is dan ook cruciaal, vindt ze. Geen aanpak is gelijk. Iedere hoogbegaafde jongere is anders. Afhankelijk van de oorzaken kan het proces tijdrovend zijn. ‘Een situatie die jarenlang gegroeid is, kan ik niet in twee maanden keren. Verbetering gaat vaak in kleine stapjes. Het toont zich eerst in gedrag, en pas dáárna in betere resultaten op school.’

Op m’n donder…

Als coach stelt Craanen zich gelijkwaardig op tegenover haar leerlingen. ‘Dat zijn ze vaak niet gewend, merk ik. Regelmatig hoor ik: ’Ik dacht dat u de zoveelste zou zijn, die mij op m’n donder zou geven.’ Maar ik speel nadrukkelijk een andere rol dan ouders en leraren. Als coach wil ik een vertrouwensband opbouwen. We gaan echt sámen aan de slag. Dat maakt mijn werk juist zo leuk.’