Zuid-West stad, de werktitel van wat later Almere ging heten, zou een kwart miljoen inwoners gaan huisvesten. Het moest een flink deel van de woningnood lenigen, ruimte bieden aan – door het stadsherstel verdreven – Amsterdammers en het moest allemaal anders. Vooral dat laatste. Wie durfde de uitdaging aan?
Het was geen stadsbestuur dat Almere begon te bouwen. En ook geen provincie. Het was de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. De RIJP, een afdeling van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, belast met de ontwikkeling van de Flevopolders, zette het Projektburo Almere op (PBA en let op de eigentijdse spelling), eigenlijk een experiment, waarin jonge en vaak net afgestudeerde stedenbouwkundigen, planologen en landschapsontwerpers zich ongeremd konden buigen over de ideale nieuwe stad. Henk van Willigen, ingenieur en de eerste stedenbouwkundige van het PBA, maakte deel uit van die groep. Hij was één van de samenstellers van het richtingbepalende rapport ‘Verkenningen omtrent de ontwikkeling van de nieuwe stad Almere in Flevoland’, dat in 1972 werd gepubliceerd.
Dit document en het rapport ‘De grenzen aan de groei’ van de Club van Rome zijn bepalend geweest voor de ontwikkeling van onze stad.
Organisch en kleinschalig
Na geleerde lessen van de groendorpen in de Noord-Oost Polder en de functionele scheidingen in Lelystad, waar men in heel Nederland geen goed woord voor over had, moest Almere een organische stad worden. Eentje met meer kernen, polynucleair, elke woonkern redelijk zelfvoorzienend en met een eigen karakter. Met tussen – en ook ín de stadsdelen – groene Buitenruimten, met een hoofdletter geschreven, die een versmelting van stedelijk en suburbaan wonen en leven mogelijk gingen maken.
Van Willigen, één van de Peetvaders van Almere, ontfermde zich over Almere Haven en maakte zich sterk voor de dorpsheid, afwisseling en een havenkom. Wie nu door het oudste stadsdeel wandelt, realiseert zich niet dat de 45 graden krommingen in de straten geen toeval zijn, dat de huizen-met-een-tuintje volgens een vastgelegde norm werden ingepland, dat groene en blauwe structuren veelal leidend waren op de tekentafel en dat het allemaal bedacht werd door een groepje tamelijk gepassioneerde vakmensen boven een wit en leeg vel papier.
Eigenlijk wilden de bestuurders bij de Rijksdienst geen Haven in Almere
Havenkom
Eigenlijk wilden de beslissers bij de Rijksdienst geen Haven in Almere. Eerst een dijk aanleggen en daar dan een coupure in maken? Doe niet zo gek, joh! Maar de denkers van het PBA wilden het wél en bedachten een briljante tactiek. Ze noemen het stadsdeel eenvoudigweg Almere Haven en fietsen de tenaamstelling zonder argwaan op te wekken door de besluitenprocedures. Daarna was er weinig keus. Vooral dankzij Van Willigen heeft Haven haar haven en ook haar dorpse karakter. En omdat hij in 1977 de opvolger van de ‘Verkenningen’ schreef, het Ontwerp Structuurplan Almere, is hij voor de ontwikkeling van de hele stad zeer belangrijk geweest. Dat ontwerp werd pas in 1983 een definitief plan, maar in de tussentijd bouwde Almere al in hoog tempo aan de stad volgens dát ontwikkelingsmodel.
Stad
Al in 1976 droeg hij Haven over aan een collega en richtte hij zich op Stad en Buiten. Toen Almere in 1984 een gemeente werd, bleef Van Willigen bij de RIJP werken. Hij had zijn aandacht inmiddels volop op Zeewolde gericht. Begin dit jaar overleed Henk van Willigen (78). Met deze pagina eren we één van de eerste Peetvaders van onze stad.
De Henk van Willigensluis
Zonder de vasthoudendheid van Henk van Willigen had Almere Haven geen havenkom gehad, geen twee markante torentjes die het dorpshart ontsluiten en geen sluis. Is het een idee om de sluis in de havenkom naar deze grondlegger te vernoemen? Deel je reactie op onze facebookpagina.