Toen ik nog in de Eilandenbuurt woonde, kreeg ik op een dag bezoek van een bekende tv-kok. Die begroette me niet met de vraag hoe ik het maakte, maar riep meteen enthousiast uit, dat er bij mij vlak om de hoek melde groeide. Wist ik wel hoe lekker dat was? Nou ja, dat wist ik wel. Maar ik had die melde gemist. En ik ben gegarandeerd de enige niet. Want de kans is bijna honderd procent dat er, zonder dat jij daar erg in hebt, in een straal van honderd meter van jouw woning ergens in de loop van het jaar iets eetbaars kan worden gewildplukt. Almere is namelijk de eetbare stad bij uitstek, en dat is dikwijls niet eens toeval.
Geschiedenis
De bomen in Almere en elders in Flevoland zijn niet spontaan gegroeid, maar geplant. Logisch, want anders hadden we echt lang moeten wachten voor we bos hadden gehad. Wie was er verantwoordelijk voor die aanplant? Dat bleek lastig te achterhalen en er was een bezoek aan Almere van de Belgische duurzaamheidsondernemer Gunther Pauli, auteur van ‘The Blue Economy’, nodig om dat stukje van onze geschiedenis aan de vergetelheid te onttrekken. Hij zag hoeveel eetbare gewassen er in de stad groeiden, waardoor het college nieuwsgierig werd en Flevo Campus verzocht nader onderzoek te doen. Pas toen bleek hoe vol Almere staat met fruitbomen: noten, kersen, kornoelje, pruimen, vlier. Ze groeien allemaal volop gewoon in de openbare ruimte. Heel veel (figuurlijk) spitten door heel veel instanties en personen later wordt het geheim ontsluierd: hoewel de planologen verantwoordelijk voor het ontwerp van Almere de stad als tuinstad hebben bedacht, is het planten al veel eerder gedaan door mensen van de Rijksdienst IJsselmeerpolders en door Staatsbosbeheer. Die hadden er kennelijk plezier in om het nieuw aangewonnen land lekker vol fruit- en notenbomen te zetten.
Plukken maar!
Inmiddels is er, onder meer in de aanloop naar de Floriade, veel in kaart gebracht. Zo zijn er in Almere vier officiële wildplukroutes uitgezet: in Stad, in Buiten, in Haven en op de Kemphaan. Bordjes geven informatie over wat er te plukken valt en hoe je bewust en met respect voor natuur en medemens plukt. Maar Almere is door liefhebbers al veel eerder ontdekt als paradijs voor wildplukkers. De Wildplukwijzer (wildplukwijzer.nl), een website annex app die in 2009 is opgezet op initiatief van een toen nog vrij onbekende Amsterdamse foodblogger die zich tooide met de naam Meneer Wateetons (googel maar eens), bleek met name in en rond Almere extreem rijk gevuld: ruim duizend (ja, echt!) lokale plukplekken weet de wijzer je te wijzen. Ook kleinschalige lokale producenten hebben de eetbare stad uitstekend in kaart. Kijk maar eens op de website van Almeerse Weelde, een paraplu waaronder Almeerse ambachtelijke makers van lekkers gegroepeerd zijn. Hun ingrediënten zijn niet zelden afkomstig van plaatselijke wildpluk.
Voor iedereen?
Wildplukken kun je zelf ook! Weliswaar zegt de wet dat wildplukken een vorm van stropen is en dus verboden in Nederland, maar gelukkig kent die wet een redelijkheidsbeginsel: hele bomen omhalen of totaal leegplukken mag niet, maar een kleine hoeveelheid eetbare natuur voor eigen gebruik meenemen wordt gedoogd. Meestal heb je helemaal niet zoveel nodig om thuis van iets lekkers te kunnen genieten. Almere is eetbaar voor alle Almeerders. Leer dus die eetbare gewassen kennen en proef ervan. Er gaat een wereld voor je open!
Kornoelje? Melde? Vlier?
Niet zelden behoren eetbare gewassen tot de categorie ‘vergeten voedsel’. Hoewel Google je vriend is, doen we toch even een cursusje in vogelvlucht.
Van de kornoelje is er de oneetbare rode variant (met bijna zwarte bessen) en de gele variant, waarvan de vruchten (licht verwarrend) helderrood zijn. Deze besjes kun je na ontpitten konfijten of je kunt er confituur of gelei van maken. Op internet vind je tips en recepten!
Melde is een plantje dat ook wel bekend staat als Franse spinazie; het is familie van de Hollandse spinazie en lijkt er qua smaak ook op. Je kunt het op dezelfde wijze bereiden of er een salade van maken. Er bestaat een groene en een rode variant, beide eetbaar.
De vlier levert veel eetbaars: de ‘judasoren’ (paddenstoelen die op de takken van bomen groeien) in de winter, de bloesem in de lente en de bessen in het najaar. Van de bloesem kun je heerlijke siroop maken of je kunt ze in een beslagje frituren. Van de rijpe (!) bessen (die wel eerst gekookt moeten worden, omdat ze anders licht giftig zijn) maak je erg lekkere jam.