Wonen door de jaren heen – Van nomade tot huismus

In: Wonen | Editie:

Tekst:

In het weekend urenlang de woonboulevard afstruinen voor die ene perfecte bank. Of een interieurstylist inschakelen om je huis in te richten. Inmiddels de gewoonste zaak van de wereld. Een schril contrast met onze voorouders. Die trokken rond en schuilden in behuizingen die door de natuur waren gevormd. Dit nomadenbestaan is een inspiratiebron voor de interieurindustrie. Net als zovele trends die we door de jaren heen gewoon terug zien komen in onze huidige interieurs. Hebben we heimwee naar de dingen die er vroeger waren?

In de prehistorie vonden onze rondtrekkende voorouders beschutting in grotten, struiken en glooiingen. Ze leefden een nomadenbestaan met eindeloze reizen over zandwegen en ruwe landschappen, en met adembenemende zonsondergangen. Een muze voor de interieurindustrie. Invloeden vind je terug in ruw textiel, verwassen gordijnen en folkloristische behangprints. Traditioneel en modern lopen vloeiend in elkaar over.

Huizen vol prullaria en snuisterijen

Van het leven in grotten maken we een grote sprong in de tijd: naar Nederland in de 19e eeuw. De tijd van de ‘chaotische overdadigheid’. Huizen puilden uit van meubelen, schilderijen en prullaria. Voor de ramen hingen meerdere lagen gordijnen en draperieën. De overvloed zorgde voor donkere en stoffige woningen. Het was duidelijk dat het chaotische kapitalisme de boventoon voerde. Niet alleen in de hoogste klassen was bijna ieder huis tjokvol ingericht, maar dat was het geval in alle sociale lagen. Voor de gezelligheid. Het werd vooral niet beschouwd als overdadig.

Schoonheid leidt naar beschaafd gedrag

Tegen de eeuwwisseling kwam daar verandering in. Geïnspireerd door de bekende Arts & Crafts-beweging van William Morris zette een kleine groep kunstenaars in Nederland zich in voor meer orde, smaakvolle interieurs en minder machinale producten. De ‘smaakverloedering’ was hen een doorn in het oog. Ambachtelijk vakmanschap is wat ze wilden. Ze geloofden dat de mens beschaafder gedrag zou laten zien, als schoonheid hun leven zou binnendringen.

Alleen plek voor het hoognodige

Nederlands bekendste architect uit die tijd, H.P. Berlage, vervulde als één van de eersten een voorbeeldfunctie. Berlage geloofde in een eenvoudige, strakke vormgeving, gemaakt op puur ambachtelijke wijze. Hij zocht naar rust en ruimte in zowel in- als exterieur. Voor frutsels en prullen was geen plek meer. In die nieuwe stijl – de Binnenhuisstijl – was alleen het hoognodige aanwezig. De kamerplant werd gespaard. Die bleef zijn plek houden in het strakke interieur. 

Revival van het ambacht

Je zou denken dat na een periode van chaos de geordende, ambachtelijke stijl omarmd werd. Niets was minder waar. De stap was te groot en nog belangrijker: het was allemaal onbetaalbaar. Ambachtelijke huizen, meubels en accessoires zijn tijdrovend om te maken en daardoor financieel
onbereikbaar voor de meeste mensen.
Opvallend is dat vandaag de dag de Arts & Crafts-beweging hoogtijdagen viert. Met handgemaakte meubelen en accessoires zetten ontwerpers zich af tegen de onpersoonlijke massaproductie. Maar ja, het kostenplaatje… Dat is nog steeds een probleem. 

Flessenkandelaars & krattenkasten 

De jaren ‘70 stonden in het teken van aardse kleuren, botanische invloeden, kleurrijke prints en… zitkuilen. Vind je op zolder een doos met familiefoto’s uit de seventies dan zijn de meubelen vaak bruin, op de wanden zit een roestoranje repeterend bloembehangetje en de accessoires zijn fel geel. Herkenbaar? Nog zo’n mooie trend is de botanische. In datzelfde decennium vond je in iedere ruimte van het huis wel een plant. Van grote kamerplanten tot stekelige cactussen. De botanische invloeden zijn nu terug van weggeweest. Die haal je in huis met posters, behang of textiel met planten. Net zo hip is de zitkuil. Ideaal om een intieme sfeer te creëren voor urenlange conversaties. In de jaren ‘70 begonnen ook jongeren hun stempel op het interieur te drukken. Ze maakten van lege wijnflessen een kandelaar, fabriceerden van kratten een praktische kast en stapelden kussen op tot (lig)bank. 

In de jaren ‘70 maakten jongeren van lege wijnflessen een kandelaar

Wit, witter, witst 

De negentiger jaren. Hoewel we maar twee decennia teruggaan in de tijd, is een interieur uit die periode een volstrekt andere beleving. In de jaren ‘90 moest alles wit, strak en minimalistisch. We zagen krijtverf verschijnen en banken werden met leder bekleed. Het liefst in wit. Ook rotan meubelen waren populair. Net als vlechtwerk. Weer helemaal trendy, want gevlochten manden zijn nu weer overal te vinden.  

De nestelende huismus

Dé trend na de eeuwwisseling was cocooning. En het is er eentje met een lange adem, want ook vandaag de dag blijven we graag binnen en maken we van ons huis een warm en uitnodigend nest. Zo is de cirkel rond. Ambacht en cocooning zijn (weer) hip! Vanavond plof ik – heel trendy – tussen de grote kussens op mijn loungebank, om vanonder mijn ambachtelijk gebreide deken te kijken naar Game of Thrones. Kans op iets van heimwee naar mythische tijden? Nee, die is er niet.