Wethouder Jerzy Soetekouw (PvdA) over armoedebeleid – Als het water je aan de lippen staat…  

In: Interview | Editie:

Tekst: | Fotografie:

Jerzy Soetekouw (31) heeft als wethouder armoedebeleid in zijn portefeuille. Het raakt hem, keer op keer, als hij kinderen ziet opgroeien in armoede. ‘Te veel jong talent gaat op die manier verloren. Dat moet anders.’ Linda Graanoogst van Lifestyle Almere zocht hem op in het stadhuis. 

Hoe is het met de armoede in Almere?

‘Achter veel voordeuren gaat leed schuil. In tegenstelling tot het landelijke percentage – 1 op de 9 – groeit in Almere 1 op de 7 kinderen op in armoede. Dat komt doordat we in een grote stad wonen én er hier relatief veel eenoudergezinnen zijn met veel jonge, alleenstaande moeders. In een gemiddelde schoolklas is er dus steevast een groepje van vier leerlingen met een sociaaleconomische achterstand, vanwege armoede of schuldenproblematiek.’

Dat is heftig. 

‘Ja, want die kinderen kunnen er niets aan doen dat ze in armoede opgroeien. Dat raakt me in mijn ziel. Dat botst met al mijn waarden. Het was mijn belangrijkste drijfveer om in de politiek te gaan. Kinderen die contact met leeftijdgenootjes mislopen, omdat ze niet mee kunnen op schoolreisjes of naar verjaardagen. Simpelweg omdat het geld er niet voor is.’ 

Maar we hebben toch het JeugdSportFonds en JeugdCultuurFonds?

‘Ja, maar wat zij bieden, is niet altijd toereikend. De spullen die gekocht moeten worden om bijvoorbeeld een sport uit te oefenen, of vervoer, kosten ook geld. Dan maar geen sport, geen muziekles is vaak de reflex. Zo veel talenten gaan daarom verloren. Heel erg. Want nogmaals: zo’n armoedesituatie ligt nooit aan het kind.’

Waarom grijpt het je zo aan?

‘Misschien omdat ik de verhalen over kinderen met een sociaaleconomische achterstand van jongs af aan van mijn ouders hoorde? Zij werkten allebei in het onderwijs, met zeer moeilijk opvoedbare kinderen, in Amsterdam-Zuidoost. Tot op de dag van vandaag zijn ze geïnteresseerd in het lot van hun leerlingen. En een persoonlijke ervaring. Tijdens mijn eigen studententijd besloot ik als vrijwilliger te gaan werken bij de Stichting Kennis & Sociale Cohesie in Zuidoost, in de K-buurt, waar ik studiebegeleiding gaf. Daar ontmoette ik overigens ook mijn vrouw, die daar ook werkte. Bij die stichting werd ik voor het eerst en meteen ook heel rechtstreeks geconfronteerd met bittere armoede. Kinderen die me vertelden dat ze al drie dagen achtereen ’s morgens en ’s avonds patat hadden gegeten. Sommige kinderen liepen rond in kapotte kleding en schoenen. En misschien wel het ergste: ik zag dat het een verlammende invloed had op hun ambities en dromen. ‘Dat kan ik tóch nooit worden.’ Of: ‘Dat lukt mij nooit.’ Ik vond – en vind – dat onacceptabel.’

Dat moet anders, dacht je zeker?

‘Ja. En ik wilde meer kinderen helpen. Dankzij mijn wethouderschap kan ik op grotere schaal invloed uitoefenen en zo deze jonge mensen een ander perspectief bieden. De eerste stap is om het taboe op schulden en armoede te doorbreken en er juist over práten.’

Is het schaamte?

‘Schaamte of trots. Die zaken liggen soms dicht bij elkaar. Het niet durven vertellen, hoe penibel de situatie ook is, zelfs niet aan vrienden of familie. Omdat leven in armoede op persoonlijk falen lijkt. Ik ondervond trouwens aan den lijve wat het is om op zo’n tikkende tijdbom te zitten… Mijn vrouw en ik waren allebei nog student, en woonden anti-kraak in een pand in Osdorp. Onze oudste zoon werd daar geboren. We moesten rondkomen van twee keer 250 euro basisbeurs. Maar als studenten hadden we vrijwel nergens recht op. Hoe erg we ook moesten bikkelen, ik durfde het zelfs mijn ouders niet te vertellen. Misschien had ik ook wel een soort van jeugdige overmoed: het komt allemaal wel goed. Twee weken voordat we uit dat pand moesten, kregen we via Woningnet een snelzoek-woning in Almere. Dat was ons geluk. Het had ook heel anders kunnen lopen.’

Hoe kijk je er achteraf tegenaan?

‘Ik had eerder andere experts met me mee moeten laten kijken. Om hulp moeten vragen. Mijn vriendin zat op de Hogeschool van Amsterdam en ik op de universiteit… Allebei mans genoeg zou je denken om eruit te komen. Ergens wist ik wel dat je kwijtscheldingen kon aanvragen bij de gemeente. Maar hoe? Het was zo ingewikkeld om over onze eigen problemen heen te stappen, die te erkennen en daar hulp voor te vragen.’

Wat is je doel nu?

‘Als overheid vragen wij het meest van mensen die het meest op de overheid zijn aangewezen. Dat klopt niet. Dat wringt. Het stadhuis zou juist ten dienste moeten staan van hen. Nu is er nog een woud aan complexe regels. Een enorme papierwinkel. Mensen die veel moeite hebben met lezen en schrijven, zijn daar niet bij gebaat. Daarbij, wanneer je stress hebt, omdat je niet rond weet te komen, werken je hersenen ook minder goed. Je bent aan het óverleven in plaats van leven. Daarom maak ik me er hard voor om de ambtelijke molen aan te pakken. Zeker voor hen die het ‘t hardste nodig hebben. Armoede uitbannen, voorkomen dat mensen stuk komen te zitten omdat ze gebukt gaan onder een torenhoge schuldenlast. Dat kan niet en dat mág niet. Dat is mijn ambitie. We willen in Almere echte stappen zetten om armoede terug te dringen en te voorkomen. Dat doe je niet met mooie woorden in een nota, maar met een vanzelfsprekendheid in gedrag, houding en enthousiasme om Almeerders die dat echt nodig hebben te helpen bij de ontwikkeling van hun eigen leven en hen dat extra steuntje te geven. Iedereen telt mee in Almere. Groei en welvaart in onze stad die gepaard gaat met ongelijkheid en uitsluiting is wat mij betreft onacceptabel’. 

 

Rotterdam, Lelystad en Almere

behoren tot de dubieuze koplopers op gebied van alleenstaande jonge ouders. Er is een sterke correlatie tussen eenoudergezinnen en armoede.

 

1 op de 7 kinderen in Almere

groeit op in armoede. Het landelijk gemiddelde is 1 op de 9.

 

1 op de 4 Mbo-studenten

heeft problematische schulden.