Almere Haven is de best geslaagde kern van de polynucleaire stad Almere. De rest van Almere – of de hele wereld – mag er smalend om lachen, maar ze begrijpen het niet. Hier kwam het allemaal samen. De ideeën van Ebenezer Howard, Doxiadis, Le Corbusier. De ervaringen van New York, Parijs, Letchworth, Wenen, Emmeloord en Lelystad. Alles kwam bijeen, hier in Haven.
Het komt door het unieke ontwikkelingsproces. Dat er een stad moest komen, dat wist iedereen. Maar hoe, dat wist niemand. Er werd een speciale organisatie voor opgericht, het Projekt Buro Almere (PBA). Daar zaten allemaal jonge deskundigen in: stedenbouwkundigen, sociologen, verkeerskundigen, planologen, civiel-ingenieurs, economen en landschapsarchitecten. Niet bijster ervaren, maar wel heel bevlogen. En die nieuwe ongewisse stad was zo’n grote uitdaging dat er ook nog naar believen externe kwaliteit werd ingehuurd. Het resulteerde in talloze schetsen met dikke viltstiften, en notities met romantische utopieën naast kille cijferreeksen. Maar het resulteerde vooral in oeverloze, vaak heftige discussies. Door al die door talent gedreven geestdrift en eigenwijsheid duurde het meer dan een jaar voordat er sprake was van een collectieve mening en een concreet, gewaagd en prachtig plan. Het mooie is, dat je de weerklank van al die idealen, globale denkbeelden en vluchtige schetsen vandaag de dag terugziet in Almere Haven. We belichten er zes.
Geen toeval, geen twijfel
Uniek van heel de stad is de ligging van het centrum aan de Haven. Een buitengewoon goed bedachte opzet én een prachtig ontwerp. Het is de enige plek waar de dijk en het buitenwater daadwerkelijk deel uitmaken van de stad. Temeer daar er voor de ontsluiting ervan geen directe weg werd gemaakt. En de directe toegang vanaf de dijk wordt ontmoedigd. Want nu moet je je auto ergens parkeren en dan door het centrum naar de haven en het Gooimeer lopen. Je neemt de helling tussen de torentjes door, en daar wacht je dan de verrassing van het water. Letterlijk (!) zo is het bedacht door de plannenmakers. Geen toeval, geen twijfel. Het is bedacht.
Doorlopend de oriëntatie kwijt
Bijna obsessief draaide men in de jaren ‘70 de bouwrichting telkens met 45 graden. In heel Nederland. Maar omdat hier een heel stadsdeel in een paar jaar werd opgeleverd, drukken kromme straatjes hun stempel op vrijwel het hele dorp. Mede dankzij de in het begin nogal homogene inrichting van het openbaar gebied, was het gevolg dat niet alleen bezoekers, maar ook de inwoners doorlopend hun oriëntatie kwijt waren. Nog steeds. Maar groot voordeel was dat er intieme hofjes ontstonden, verrassende doorgangen en kleinschalige ‘eigen’ buurtjes. Met daartussen uitbundig groen en corridors van water. De boomstructuur van het wegennet, van dikke dreven, naar smallere ontsluitingswegen naar nog fijnmaziger smalle woonstraatjes sloot daar perfect op aan. Hoe dichter je bij huis komt, hoe scherper de bochten worden.
De bouw kon op elk moment krakend tot stilstand komen…
Huis met een tuintje
Mensen dwingen om te gaan wonen in op elkaar gepropte flats, louter en alleen omdat er te weinig woningen zijn, is misdadig (Confessions Of A Criminal, 1971, Doxiadis). Mensen willen een huis met een tuintje. Geen van de idealisten van het PBA wilde van Almere een tweede Bijlmer maken, en in Lelystad was het laagbouwmodel al beproefd. Dus kwam er – in weerwil van overheden en projectontwikkelaars – in Haven helemaal geen hoogbouw. Een bijzonder fijne kwaliteit, die ervoor zorgt dat veel van de Havense bebouwing schuilgaat achter weelderig groen. Pas na jaren kwam er dat hoge landmark heel prominent op de kop van de haven.
Groen/blauwe kroonjuwelen
Het kan van heel Almere worden gezegd, maar in Haven speelt het groen écht een prominente rol. Hier werden de randen van de woongebieden zo lang mogelijk gemaakt; woonwijkjes omringd door groen. Zodat bewoners vanuit hun huizen het groen in keken en konden. Kijk naar De Meenten, De Grienden en De Hoven en je ziet het. Het kleine groen (en blauw) in de woongebieden en de grotere groene wiggen in en tussen de kernen zijn dé ultieme kwaliteit van heel Almere. Onze kroonjuwelen. Het is wat ons onderscheidt van de doorsnee groeikernen elders in het land. Jammer genoeg lijken opeenvolgende stadsbestuurders dit niet te onderkennen, dus snoepen ze er zo nu en dan een strookje of een vakje vanaf. Heel jammer als dit doorgaat, want de unieke groen/blauwe structuur is onderdeel van Almere’s Lifestyle.
Tuinstad
Ebenezer Howard was een Engelse kantoorbediende die zich in zijn vrije tijd ontwikkelde tot stedenbouwkundig visionair. Geprikkeld door literatuur, een verblijf in Amerika en de erbarmelijke leefomstandigheden in Engelse industriesteden, beschreef en tekende hij in 1898 in zijn boek ´To-Morrow, A Paceful Path To Real Reform´, een bijna ideaal stedelijk model waarin de kwaliteit van leven van de inwoners helemaal centraal stond. Dat concept kreeg de neam tuinstad. Veel ervan is terug te vinden in het Almere van vandaag. En ook in de toekomst, want de Floriade wordt een tuinwijk.
Bestendig tegen een onverhoopte bouwstop
Toen de bouw van Haven begon, was helemaal nog niet zeker of er nog een tweede of derde stadsdeel zou komen. Het landsbestuur had een getrapte besluitvorming ingevoerd, en kon op elk moment de boel tot stilstand brengen. Gelukkig maakten de groene wiggen de stad bestendig tegen een onverhoopte bouwstop: de stad werd al in stukjes gebouwd. Tegelijk zorgden de stadsontwikkelaars ervoor dat elk stadsdeel een eigen en behoorlijk uitgebreid voorzieningenniveau kreeg. Vooral Haven heeft daarvan geprofiteerd.
Bewoners kijken – en kunnen – vanuit hun huizen zó het groen in
Ga toch fietsen!
Dé grote bijzonderheid van heel Almere is de scheiding van verkeersstromen voor fiets, auto en bus. Het vindt ook zijn oorsprong in de tuinstad van Howard, maar de idealisten van het PBA gaven het nog een duwtje mee. In de opvolging der dingen zagen ze het zo: Emmeloord – en de cirkel van groendorpen – is ontwikkeld voor de fiets, Lelystad met zijn rechte wegen tussen de wijkvakken voor de auto en Almere voor de bus. Simpel: iedereen moest in de bus. Het was in de tijd van ´Grenzen Aan De Groei´ (1972, Club van Rome) en de oliecrisis. Autogebruik moest ontmoedigd worden. Dus kwam er de vrije busbaan en werden de vrije fietsroutes allemaal korter dan de autoverbindingen. Goed bedacht. Tot op vandaag wordt de bus in onze stad bovengemiddeld gebruikt, profiteren we van fantastische fietsroutes en moeten we kilometers met de auto omrijden om van A naar B te komen. De boodschap is: ga toch fietsen!
Het is onbegrijpelijk dat Almere intussen niet een prominente plaats heeft gekregen in de geschiedschrijving van ons land. Nooit daarvoor en daarna werd een stad op zo’n unieke manier ontwikkeld. In plaats van scepsis zou je van de rest van Nederland een aan trots grenzende bewondering mogen verwachten: bedenkers, beheerders en bewoners zijn er immers samen in geslaagd uit helemaal niets een zó mooie stad te maken.