Diezelfde kinderen lijken nu nog op straat te spelen

In: Historie | Editie:

Tekst:

‘Vreemd vond ik het dat mensen naar een soort niemandsland afreisden. Ik begreep het niet. En ik was nieuwsgierig of ze in dat kale landschap gelukkig zouden zijn.’ Aan het woord is Margareta Svensson, Zweedse van origine en inwoonster van Amsterdam. In februari 1988 maakte zij, als opdracht voor haar studie aan de Rietveldacademie, een documentaire fotoserie. Voor het Stadsarchief Almere maakte zij onlangs een nieuwe serie van de 40-jarige stad. 

Het idee van de Afsluitdijk en hoe Nederland nieuw land creëerde, vindt zij nog altijd ambitieus. ´Zweden heeft zo veel grond. Het zou niet in ons opkomen om nieuw land te maken.´ En dan Almere: een stad die uit relatief niets – nou ja, water – is ontstaan, zes meter onder de zeespiegel. Geïntrigeerd hoe de Almeerse bewoners zich zouden voelen en bewegen op die nieuwe grond, pakte zij de bus naar Almere. ‘Die eerste busreis leek eindeloos. Toen ik uitstapte en het nieuwe land betrad, ontmoette ik bijna niemand. Heel eenzaam voelde dat.’ Ze valt even stil. ‘In die tijd voelde ik me ook eenzaam, als nieuweling in Nederland, waar ik bijna niemand kende.’ In haar herinnering was het koud en regende het bovendien, toen ze in de pioniersstad arriveerde. ‘Terwijl ik vertrokken was vanuit een zonovergoten Amsterdam…’

Trots en gelukkig

Svensson vervolgt: ‘In 1988 stond ik voor een huis in Haven. De elektriciteitsleidingen lagen open en bloot. Het was nog duidelijk niet af. Toch hadden die bewoners krokussen geplant in exacte vierkanten. Heel apart. Als ik er had gewoond, had ik ze heel losjes verspreid, en niet zo strak in hokken.’ Svensson portretteerde een aantal eerste bewoners in februari en maart van dat jaar. ‘Ze verrasten mij want ze vonden het ‘hartstikke leuk in Almere’. Ik begreep het niet. Er was toch niet zo veel? Hoe konden ze dan zo blij zijn? Ik dacht toen dat deze nieuwkomers hun spijt niet wilden tonen. Niets was minder waar. Ze bleken heel gelukkig met, en ontzettend trots óp hun stad, die vanaf de tekentafel is bedacht.’

Poseren voor de camera

De foto-expo in het Stadsarchief laat twaalf zwart/wit beelden zien uit 1988, en verder zestien kleurenfoto’s uit 2016. Op het eerste gezicht lijken de nieuwe beelden uit de losse hand geschoten. Maar bij betere observatie is te zien dat het allerminst om snapshots gaat. ‘Als ik een foto maakte, nam ik een assistent mee. We zochten samen een mooie, rustige plek, bekeken de compositie van de gebouwen eromheen en of het ‘autovrij’ was.’ Met stoepkrijt in de aanslag kruisten ze de plek aan waar de toevallige voorbijganger moest gaan staan. ‘De Almeerders die je bij elkaar op de foto ziet staan, kenden elkaar niet.’ Turend naar het schermpje van haar fototoestel, zocht ze een soort evenwicht voor haar nieuwste fotoserie. Almeerders werkten graag mee. ‘Ze zijn trots op hun stad en namen de tijd om voor mijn camera te poseren. Dat heeft me echt verrast, omdat ik meestal gehaaste mensen zie. Maar Almeerders zijn ontspannen, niet zo gehaast.’

Open blik

De serie kleurenfoto’s uit 2016 ging haar makkelijker af dan die in 1988. ‘Een prachtige opdracht van het Stadsarchief Almere. En ik kende nu meer Almeerse inwoners, en ben bovendien niet meer zo verlegen als toen. Mijn ogen zijn ook open gegaan na die eerste fotoserie. Ik durfde te kijken, en contact te maken met wildvreemden.’ De fotografe kan iedereen aanraden om beter om zich heen te kijken. ‘Meestal kijk je naar wat jou bekend is, en dat zie je. Maar als je je blik openstelt, zie je hoe divers Almere is. Jong en oud, blank en zwart, iedereen leeft hier samen.’ Is er veel veranderd? ‘Ja en nee,’ vindt Svensson. ‘De stad is voller geworden, maar nog altijd is het straatbeeld divers. En dezelfde kinderen lijken nu nog steeds op straat te spelen…’